"Zoveel boeken, zo weinig tijd" Frank Zappa

Literaire competentieniveau (volgens Theo Witte)
De literaire competentieniveaus zijn er om onze leesvaardigheid omtrent literaire werken te kunnen schalen. Er zijn 6 verschillende niveaus, waarbij 1 het eenvoudigste en 6 het meest complexe niveau voorstelt. Het is dan ook vanzelfsprekend dat ik niveau 6 wil behalen.
Als ik mij momenteel moet schalen, zou ik mijzelf plaatsen tussen competentieniveau 4 en 5.
Ik heb belangstelling voor literaire klassiekers en heb er talloze thuis staan. Jane Austen, Leo Tolstoj, Oscar Wilde, Charles Dickens, Victor Hugo, William Shakespeare... Hun werken staan in mijn boekenkast, sommige al langer dan andere. Al in de tweede graad van het middelbaar las ik de werken van Jane Austen. Het intrigeerde me toen al hoe romantisch de verhalen uit het kuise en traditionele oude Engeland konden zijn. Vooral inhoudelijk spreken klassiekers mij aan, vaak omdat ze meer dan een boodschap overbrengen. De verhalen staan ver af van mijn eigen leefwereld, maar dat maakt de werken voor mij net zo interessant. Ik vind het prachtig een dialoog te lezen in een werk van Tolstoj en daarin enkele sociale of politieke elementen van de toenmalige Russische maatschappij in terug te vinden. In ongenade (J.M. Coetzee) geeft informatie over de apartheid in Zuid-Afrika. Dergelijke historische kennis interesseert mij enorm.
Toch bevind ik me nog steeds deels op het vierde literaire competentieniveau. Ik hou namelijk ook van het interpreteren, analyseren en het begrijpen. De inhoud primeert voor mij. Enkel bij opvallend en bijzonder taalgebruik van de auteur, gaat mijn interesse meer uit naar het taalgebruik van de auteur. Ik heb me enorm gefocust op de schrijfstijl bij De klokkenluider van de Notre Dame (Victor Hugo), omdat dat zo'n zware, droge schrijfstijl is. De taal is zo opvallend, dat de inhoud meer naar de achtergrond verschuift. Ook bij Trots en vooroordeel (Jane Austen) wordt er zoveel gebruik gemaakt van adjectieven en klassieke termen, dat die stijl mij bij blijft. De onderverdeling in scènes en de vele stijlfiguren uit Romeo en Julia (William Shakespeare) blijven mij bij, omdat die in geen ander werk zo talrijk aanwezig zijn.
Wanneer ik echter een alledaags werk lees, is mijn interesse voor de stijl van de auteur veel minder snel aangewakkerd.